Een uitspraak van de Rechtbank Den Haag is strijdig met de contractsvrijheid van werkgever om al dan niet een arbeidsovereenkomst aan te gaan. De Rechtbank heeft in april 2015 een opmerkelijke uitspraak gedaan over seizoensarbeid, die van belang is voor seizoenswerkers.
Tien jaar lang seizoensarbeid
De Rechtbank oordeelt verder. De arbeidsrelatie is door het tijdsverloop tot op zekere hoogte duurzaam geworden. Niet in de zin van een arbeidsrelatie van onbeperkte duur, maar in de zin van door werkgeefster gewekt vertrouwen dat werknemer – behoudens goede gronden voor het tegendeel – ingeschakeld zal worden tijdens het seizoen. De eisen die voortvloeien uit artikel 7:611 BW brengen mee dat werkgever en werknemer rekening houden met elkaars redelijke belangen.
Dit betekent dat werkgeefster werknemer slechts – anders dan zij lijken te betogen – niet hoeven in te schakelen voor het nieuwe seizoen indien hun belang bij die beslissing zwaarwegender is dan het belang van werknemer om weer aan de slag te kunnen bij werkgeefster.
Ten onrechte stelt werkgeefster dat zij hun beweegredenen niet behoeven te onderbouwen. Het afdoende inzicht geven in de redelijkheid van een belangenafweging mag immers van een werkgever verlangd worden. Bedacht dient daarbij te worden dat onbestreden is dat werknemer de werkzaamheden gedurende die tien jaren altijd naar behoren uitvoerde. In die hoek kan dus geen grond gezocht worden voor het niet inschakelen van werknemer dit seizoen.
De vraag is natuurlijk, of de uitspraak van deze rechtbank navolging gaat krijgen. Vooralsnog ligt de weg voor seizoensarbeiders open!
Lees hier meer over de uitspraak van de Rechtbank.